Woorden doen ertoe bij het duiden van het geweld in Amsterdam
Dit stuk verscheen op 11 november in Trouw
De woordenstrijd die losbreekt na een geweldsincident bepaalt hoe ontwrichtend zo’n incident wordt. Blijf daarom genuanceerd en feitelijk bij de duiding van de rellen in Amsterdam.
Het waren stevige ongeregeldheden in Amsterdam, donderdagnacht. Supporters van de Israëlische voetbalclub Maccabi Tel Aviv kwamen in aanraking met Amsterdamse betogers en er braken rellen uit. Op sociale media was te zien hoe de Maccabi-fans zich schuldig maakten aan vandalisme en geweld, maar ook hoe ze op straat werden opgejaagd en mishandeld. Over en weer werden zeer grove uitlatingen gedaan en leuzen gescandeerd.
Wat dit incident zo doet verschillen van andere ongeregeldheden, is de heftige duidingsstrijd die vrijwel onmiddellijk losbarstte. Regeringsleiders spreken over ‘pogroms’, ‘Jodenjacht’ en ‘geweld met een terroristisch oogmerk’. Stemmen in het maatschappelijk debat werpen tegen dat de Maccabi supporters op ‘oorlogspad’ waren en genocide verheerlijkten.
Donald Horowitz noemde dit in zijn klassieker The Deadly Ethnic Riot een ‘meta-conflict’: een conflict over waar het conflict over gaat. De duiding van geweld is geen vrijblijvend spel met woorden. Het heeft sociale en politieke consequenties, voor de direct betrokken, maar ook voor de samenleving, en het verloop van een conflict.
Letterlijk kader
Zo’n duidingsstrijd wordt ook wel een framing contest genoemd: een strijd over hoe de ‘werkelijkheid’ wordt weergegeven. Frames zijn een soort interpretatieschema’s waarmee we de complexe wereld om ons heen versimpelen. Een frame is letterlijk een kader, een fotolijst. Net als bij het maken van een foto, worden bij de totstandkoming van frames keuzes gemaakt over wat in beeld wordt gebracht en wat buiten beschouwing blijft.
Het dominant maken van bepaalde frames van een conflict is een politieke strategie. Een strategie om mensen aan je te binden, te mobiliseren en acties te legitimeren.
Welke betekenis we geven aan geweldsincidenten is dus van groot belang. De antropoloog Paul Brass betoogt op basis van zijn onderzoek naar rellen dat niet de daad zelf, maar ‘het verhaal’ waarmee de daad betekenis krijgt centraal zou moeten staan in de studie van geweld. Het is niet genoeg om uit te zoeken wat de motieven of oorzaken zijn van een specifiek incident zoals in Amsterdam.
Geweld kan nauwkeurig voorbereid zijn, of het gevolg van een toevallige samenloop van omstandigheden. Van veel groter belang is de uitkomst van de duidingsstrijd die losbreekt ná geweld. Uiteindelijk bepaalt die het verloop van een conflict, meer dan het specifieke geweld zelf, blijkt uit onderzoek naar de opbouw van collectief geweld. We zouden dus niet alleen de oorzaken, organisatie en uitvoering van een geweldsdaad moeten onderzoeken, maar vooral ook de interpretaties ervan, en de wijze waarop die verdere vormen van geweld mogelijk maken of uitsluiten.
Het is in deze onstuimige tijd dus van groot belang dat we onze woorden wegen, en feitelijk en genuanceerd blijven. We moeten ons verzetten tegen simplistische frames en clichés. Het kan helpen onszelf bij iedere duiding van geweld steeds dezelfde vragen te stellen: welke tegenstellingen worden hier benadrukt? Voor wie heeft deze tegenstelling een politieke functie? Welke ingrepen worden gerechtvaardigd met het tonen van dit geweld? En, lastiger: wat zie ik niet? Wat wordt er hier niet aan mij getoond? Alleen zo kunnen we koers houden in een tijd van extremen.