Het oorlogscomplex Oekraine: een relationele benadering
Essay in Tijdschrift voor Cultuur en Criminaliteit, no. 1, 2025
Het zijn de onopvallende routines, waarin de verschrikking van oorlog zich openbaart. In het voorjaar van 2024 trekt Luke Mogelson, oorlogsverslaggever van de New Yorker, mee met een aanvalsbataljon aan de Oekraïense frontlinie. Het bataljon heeft de opdracht binnen te dringen in Russisch bezet gebied, om daar disruptieve aanvallen te plegen. Naast een aantal geharde oud-militiestrijders bestaat de stormtroep uit plattelandsjongens, spoorarbeiders, en metselaars, veelal van straat geplukt door dienstplichtofficieren. Voordat ze op missie gaan slikken de mannen ieder twee witte tabletten. Om verstopping te veroorzaken. Vanwege de constante aanwezigheid van first person view drones hebben de militairen tijdens de 36-uur durende missie geen moment rust om zich te ontlasten. Na afloop, terug in de stinkende kelder vol monitoren waar ze zich verschansen, nemen ze een laxeermiddel. Tenminste, zij die het er levend vanaf hebben gebracht. Want de gemiddelde levensduur aan de frontlinie is in uren uit te drukken.
Hoe buitensporiger de vernietiging van oorlog, hoe zinlozer het lijkt commentaar te geven. Wat valt er nog te zeggen? Met al die doden en verminkten, de kapotgeschoten steden. Wat doet een analyse van oorzaken er nog toe als het geweld al zo heeft rond gevreten? Oorlog vertoont een dynamiek die de Franse filosofe Simone Weil in 1937 beschreef als compromisloos. “In dergelijke omstandigheden kan het belang van de strijd alleen worden afgemeten aan de offers die worden gebracht, en hieruit volgt dan dat de reeds opgebrachte offers een voortdurend argument zijn voor het maken van nieuwe. Er zou dus nooit enige reden zijn om te stoppen, behalve dat er gelukkig een grens is aan het menselijk uithoudingsvermogen. De onmatigheid van deze paradox tart iedere analyse” (Weil 2005, 240). Hoewel het aanhoudende geweld tot een wanhopig zwijgen kan aanzetten, blijft een onafhankelijke analyse de taak van wetenschap en journalistiek. Dat is geen eenvoudige opgave. Want naast verlamming, roept geweld ook sterke emoties op. Zoals de redactie van Cultuur en Criminaliteit in haar call for papers constateerde is een afgewogen discussie over de achtergronden en oorzaken van conflict nauwelijks meer mogelijk in het huidige tijdsgewricht. Partijen worden snel in een kamp ingedeeld. Een open dialoog ontbreekt. Daarvoor zijn een aantal redenen te noemen.
Ten eerste: Of we het nu willen of niet, door de miljarden aan wapenleveringen, trainingen, en realtime-targetting inlichtingen is het Westen al lang partij in de oorlog.[1] Alhoewel het Poetin-regime ontegenzeggelijk de agressor is, dragen we hiermee medeverantwoordelijkheid voor het verloop van het geweld. Het is deze sterke betrokkenheid die maakt dat iedere conflictanalyse onmiddellijk terugslaat op het zelf. Dat roept emoties op. Geweld vraagt om morele duiding en begrenzing. De grammatica van oorlogstaal is dwingend en spreekt louter in tegenstellingen. Het duiden van geweld gaat al snel gepaard met wij/zij-groepsdenken: het eigen geweld is gerechtvaardigd en dat van de ander barbaars. Die tweedeling duldt geen tegenspraak. Dissidenten worden in het beste geval als naïef gezien, maar vaker nog als verrader beschouwd. Ze worden doodgezwegen en gecensureerd. Je bent voor of tegen. Dit zwart-wit denken bemoeilijkt de analyse en daarmee de kans op pragmatische oplossingen.
De tweede reden waarom het gesprek snel verwordt tot een kakafonie is omdat we het in onze discussies doorgaans over verschillende oorlogen hebben. Hoewel oorlog vaak wordt voorgesteld als een gewapende strijd tussen twee vijanden, zijn oorlogen veel eerder clusters van conflicten, die door elkaar heen spelen en elkaar beïnvloeden. Ook in het debat over Oekraïne kan het helpen duidelijk te onderscheiden over welke conflictcluster of niveau we spreken.
In dit essay analyseer ik de oorlog met behulp van inzichten uit het veld Conflict Studies. Dat wil zeggen, als complexe dynamiek van interactie. Zoals hieronder zal blijken, begeef ik me met de selectie van mijn begrippenkader en analyse onmiddellijk in een verhit debat, en positioneer ik mijn lezing van de oorlog in relatie tot die van anderen. De analyse van geweld raakt onherroepelijk aan kwesties van schuld en verantwoordelijkheid. Dat vraagt om zorgvuldigheid en een kritische reflectie op de productie van kennis in turbulente tijden.
Een relationele benadering van conflict
Ik benader conflict als relationele, meerlagige en muterende dynamiek van interactie. Conflict is een onderdeel van een relatie waarbij partijen het idee hebben dat er sprake is van onverenigbare doelen, en is dus niet geworteld in intrinsieke eigenschappen van een individu, een groep, of een cultuur. Een conflict wordt manifest als de ene partij de andere probeert ertoe te brengen haar gedrag te veranderen, om daarmee haar doelen geheel of gedeeltelijk te bereiken. Conflicten zijn echter niet statisch, maar dynamisch en veranderlijk. Ze zijn continue ‘in wording’. Gaandeweg worden doelen aangepast, nieuwe middelen ingezet, en allianties gesloten en verbroken. Zo’n proces-georiënteerde benadering richt zich op de vraag hoe en waarom conflictrelaties ontstaan, veranderen en transformeren, en wat de rol is van middelen die partijen hierbij inzetten. Analyse betekent het opbreken van verschijnselen in hun bestanddelen, om deze vervolgens te bestuderen in relatie tot het geheel dat zij vormen (Ragin 1994: 55). Hieruit volgt dat het de taak is van de conflictanalyse om antagonistische en muterende complexen van relaties en interacties te ontrafelen die partijen in staat stellen om gewelddadige conflicten aan te gaan, in te stand houden, en te beëindigen. In mijn werk onderzoek ik de rol van geweld in conflict: hoe en waarom gaan partijen over tot geweld? Wat zijn de verschillende lichamen, objecten, ideeën, praktijken en affecten die samenkomen in de constitutie van gewelddadig conflict? Wat zijn specifieke processen, operaties, protocollen en instituties waarin de mogelijkheid van oorlog zich ontvouwt, manifesteert, en verspreid? En volgens welke logica transformeert de ene vorm van geweld in de andere?
Oorlogen zijn niet alleen veranderlijk, maar ook meer-lagig. Gewelddadig conflict wordt mogelijk doordat verschillende actoren, om uiteenlopende redenen, en op verschillende niveaus, allianties (‘transactie deals’) sluiten die hen gezamenlijk in staat stellen geweld uit te oefenen. Om de weerbarstigheid van een conflict te begrijpen is de bestudering van deze alliantie-formaties, ook wel assemblages genoemd, cruciaal (zie: Demmers & Gould 2018; Kalyvas 2006). Wat zich hierbij toont, is dat ieder conflict eigenlijk een cluster van conflicten is, met eigen oorzaken en constellaties, die door elkaar heen spelen. In de klassieke ‘levels-of-analysis approach’ worden vijf conflict-niveaus onderscheiden: mondiaal, regionaal, nationaal, lokaal en groep/individu (Miall et al 1999). Als we kijken hoe nationale, lokale, en groepsniveaus door elkaar spelen in bijvoorbeeld de burgeroorlogen in voormalig Joegoslavië, Sri Lanka, Sudan en Syrië valt op hoe de grotere oorlogscontext ruimte biedt aan verschillende actoren om hun specifieke conflicten uit te vechten en het gebruikte geweld vervolgens te legitimeren aan de hand van dat grotere oorlogsverhaal. Wat er zich in feite onder de mantel van politiek, etnisch, religieus of sektarisch conflict afspeelt zijn vaak andere manifestaties van geweld: economische geschillen, burenruzies, landconflicten, familievetes kunnen in het kader van de oorlog met geweld worden uitgevochten. Zo’n benadering vraagt om een fijnmazige en systematische analyse van convergenties en allianties tussen verschillende actoren, met speciale aandacht voor de ‘logica van geweld’ in tijden van conflict. Wat zulk onderzoek laat zien is dat geweld in conflict vaak te snel onder één noemer wordt gebracht. De werkelijkheid is complexer. Daarnaast spelen in oorlog ook interstatelijke, regionale en mondiale relaties een rol. Veel hedendaagse oorlogen zijn ‘geïnternationaliseerd’: zowel in de manier waarop ze ontstaan als waarop ze worden uitgevochten. Koloniale erfenissen, in de vorm van grenslijnen, verdeel-en-heers politiek, en economische extractie spelen door in veel hedendaagse conflicten: van Palestina-Israël, Sri Lanka, tot de Democratische Republiek Congo. Maar ook de Koude Oorlog, de Global War on Terror, en nu de hernieuwde Koude Oorlog, met praktijken van proxy oorlogsvoering, militaire interventies, drone aanvallen, economische en financiële oorlogsvoering, en cyberattacks hebben een bepalende invloed op conflicten wereldwijd. Wanneer in een gewapend conflict deze regionale en mondiale conflictclusters een prominente militaire rol spelen, spreek ik van een oorlogscomplex. Oekraïne is daarvan een duidelijke casus.
Oekraine: een oorlog in lagen
De oorlog in Oekraine kent verschillende niveaus. Zo is er het geweld van lokale milities als Azov en de Donbas Volksmilitie (Umland 2019; Aliyev 2016; Katchanovski 2016), de intra-statelijke oorlog in de Donbas (Arutunyan 2022), het interstatelijk gewapend conflict met Rusland, maar ook de geopolitieke spanningen tussen NAVO en Rusland, en, verder op de achtergrond, de verschuiving van een unipolaire naar een multipolaire wereld. Al deze conflictniveaus spelen, in meer of mindere mate, een rol in het ontstaan en de voortduring van het huidige oorlogscomplex. Zonder dit expliciet te benoemen (of zich zelfs te realiseren), zien duiders van de oorlog in Oekraine bepaalde niveaus als zwaarwegender dan andere. Zo stelt het meer dominante narratief het nationale conflictniveau centraal, terwijl ik in dit artikel de gevolgschade benadruk van de regionale en mondiale dynamiek van interactie. Academisch bezien hoeven de verschillende lezingen elkaar niet uit te sluiten, ze kunnen elkaar zelfs aanvullen. Zoals ik hieronder zal betogen, wijzen echter de politieke implicaties van de beide lezingen in radicaal verschillende handelingsrichtingen.
In de eerste, nationale lezing, staat het interstatelijke niveau van het oorlogscomplex centraal. De focus ligt hier eenzijdig op de agressie van Rusland, en verklaart de logica van het geweld vanuit het historisch-culturalisme. De term culturalisme verwijst hier naar het idee dat cultuur vastliggende eigenschappen heeft en ‘dingen doet’ met mensen. Deze benadering kent verschillende varianten, maar zoekt de oorzaak van de oorlog vooral in Poetins obsessies met het tsaristische imperiale nationalisme en de cult van de Grote Vaderlandse Oorlog. In deze benadering staat een discourse analyse van Poetins uitspraken en de Russische media propaganda centraal, met speciale aandacht voor de opbouw van superioriteitscomplexen met betrekking tot Oekraine (e.g. Kuzio 2022; Petersson 2023).
De tweede benadering richt zich op de dynamiek van interactie tussen de VS/NAVO en Rusland sinds het eind van de Koude Oorlog. Hier wordt de logica van het geweld verklaard vanuit het geopolitiek realisme (e.g. Mearsheimer 2022, Sachs 2023, Sauer 2024). De Russische interventie in Oekraine, hoewel crimineel en onrechtmatig, moet worden begrepen als een voorspelbare reactie op de Oostwaartse uitbreiding van NAVO en het negeren van Russische ‘rode lijnen’ en veiligheidspercepties. Rusland ziet de uitbreiding van de NAVO naar Oekraïne en Georgië als bedreiging van de nationale veiligheid. Zolang het grensoorlogen voert met potentiële NAVO-landen, is de kans klein dat deze landen daadwerkelijk zullen toetreden tot de alliantie. Volwaardige NAVO lidstaten kunnen immers een beroep doen op artikel 5 van het NAVO-verdrag (‘een aanval op één, is een aanval op allen’). Daarmee zou de NAVO in directe oorlog met Rusland komen. De geopolitieke verklaring duidt de Russische agressie dus als een dynamiek van interactie.
We hoeven niet te twijfelen aan het bestaan van een repertoire van imperiale mythologieën zoals beschreven door historici en Ruslandspecialisten. Deze zijn echter niet nieuw, en vormen een vast onderdeel van de discursieve verbeelding van Russische grootmacht. Het probleem met het historisch-culturalisme is dat mythes worden begrepen als vaststaand feit, als bijna natuurlijk voortkomend uit bepaalde culturen. De mythe wordt in letterlijke zin van-zelf-sprekend en daarmee voorgesteld als ‘actor’: als in staat tot handelen. Critici van deze benadering wijzen erop dat iedere samenleving kan putten uit een repertoire van mythes en legendes over oorlog en vijandschap, maar evengoed over broederschap en verdraagzaamheid. Het bestaan van zo’n repertoire verklaart niet waarom er op een bepaald moment geweld uitbreekt. Hoewel dus zeker van belang voor het begrip van de omkleding van geweld, kan het historisch-culturalisme niet verklaren waarom partijen op welk moment overgaan tot geweld.
Voor het beantwoorden van deze “waarom nu?” vraag biedt het realisme meer houvast. Ik verwijs daarbij graag naar de nauwkeuring gedocumenteerde praktijken van interactie en escalatie van wantrouwen tussen de VS/NAVO en Rusland (Sarotte 2021).[2] Deze dynamiek van interactie ontvouwde zich vrij klassiek volgens het realistisch leerstuk van het veiligheidsdilemma. Simpelweg betekent dit dat de relatie tussen staten gekenmerkt wordt door onzekerheid en anarchie. Doordat staten doorgaans in onzekerheid verkeren over elkaars motieven weten ze niet of hun veiligheid al dan niet in gevaar is. Als grootmachten de indruk hebben dat hun politieke en economische belangen worden bedreigd, of niet ongebreideld behartigd kunnen worden, schromen zij niet om militaire middelen in te zetten en negeren zij daarbij het internationaal humanitair recht. Het maakt daarbij niet uit of een regime democratisch is, of autoritair. Dat is de geopolitieke realiteit.
De Westerse escalatiereflex
Waarom nu zo’n nadruk op de politieke implicaties van beide lezingen? Het ongemak dat het historisch-culturalisme genereert, ligt niet in haar voorkeur voor dadermotieven, of de lezing van Russische discoursen, maar in de neiging uitsluitend de oorlogszucht van ‘de vijand’ te belichten, zonder daarbij het eigen aandeel te betrekken. Het ligt ook in de veronachtzaming van hoe het democratische Westen zelf op grote schaal onrechtmatige oorlogsdaden heeft begaan. En in het gebrek aan reflectie op de wijze waarop het culturalisme als propaganda-frame wordt ingezet door Westerse bewindslieden.
Iedere analyse van gewelddadig conflict is politiek. De manier waarop we conflicten analyseren en categoriseren speelt -al dan niet opzettelijk- een rol in het aanwijzen van schuld en verantwoordelijkheid en stuurt daarmee beleidskeuzes. ‘Theory is always for someone, and for some purpose’, waarschuwde de grondlegger van de kritische Internationale Betrekkingen Robert W. Cox in 1986. Lange tijd was het culturalisme een dankbaar frame voor de Westerse strategie in oorlogsvoering. De intrinsiek slechte vijand, in de vorm van de Taliban, Al Qaida, Saddam Hoessein, Kaddafi, IS en Hamas, moest preventief en vaak in de naam van mensenrechten worden uitgeroeid middels grootscheepse militaire operaties, “precisie” bombardementen, en drone-aanvallen. De Westerse escalatie-reflex is onderdeel van de unipolaire geopolitieke orde van na de Koude Oorlog. Dertig jaar lang kon het Westen, met de VS als hegemon, wereldwijd militaire operaties uitvoeren, met relatief weinig risico. Met de Russische invasie in Oekraine stuit het Westen echter voor het eerst sinds de Koude Oorlog op een militaire tegenstander van formaat: een getergde nucleaire macht die zonder scrupules een soeverein land binnenvalt en tot puinhopen veroordeelt. In plaats van deze dreiging op strategische (realistisch politieke) waarde te schatten, en in te dammen met diplomatieke middelen (empathie en afschrikking) vielen Westerse bewindslieden en militairen terug op de retoriek van het intrinsieke kwaad en de totale overwinning. Dit resulteerde in een oorlog met ongeëvenaarde reeks aan sanctiepakketten, grootscheepse wapenleveranties en militaire steun.
Wat telkens buiten beeld blijft is hoe het democratische Westen, onder leiding van de VS, de afgelopen decennia volgens de logica van invloedssfeer en zelfverdediging een serie veelal onrechtmatige militaire operaties heeft uitgevoerd (ver) buiten het eigen grondgebied. De NAVO-bombardementen op Belgrado (1999), de militaire invasies in Afghanistan (2001) en Irak (2003), de NAVO-bombardementen op Libië (2011) Syrië en Irak (2014-2018), en de vele killer-drone aanvallen in Pakistan, Somalië, en het Midden-Oosten zijn daar voorbeelden van. Ook de aanhoudende militaire steun van Westerse democratieën (waaronder Nederland) voor de genocidaire praktijken van het Netanyahu regime in Gaza tonen hoe geopolitieke belangen prevaleren boven het recht. Volgens het onderzoeksproject Costs of War van Brown University vielen er alleen al als gevolg van de War on Terror 4,5 miljoen burgerdoden. Grote delen van Irak liggen nog steeds in puin of zijn ernstig vervuild.[3] De VS heeft meer dan 750 militaire bases buiten haar grondgebied waar vanuit het (vaak in coalitieverband) militair ingrijpt zodra nationale belangen worden bedreigd (in vergelijking: China heeft 2 bases, en Rusland 21). Al deze militaire operaties worden gelegitimeerd vanuit het recht op (collectieve) zelfverdediging, existentiële bedreigingen van de nationale veiligheid, en economische belangen. Geen van de bovenstaande interventies heeft geleid tot (het herstel van) stabiliteit of veiligheid in de betreffende samenlevingen, maar resulteerden wel in stedelijke verwoesting, vluchtelingenstromen, sociale en politieke ontwrichting, en een toename in de buitenlandse exploitatie van lokale hulpbronnen.[4]
Nu in feite Rusland dezelfde vormen van crimineel en onrechtmatig gedrag vertoont worden die door het Westen weggezet als barbarij, en beroept men zich vurig op het internationale recht, staatssoevereiniteit en de bescherming van de democratie. En alhoewel die principes van onschatbare waarde zijn voor een stabiele wereld, toont zich hier, met de genocide in Gaza als dieptepunt, ontegenzeggelijk het morele failliet van het Westen. Met het onverholen en systematische geweld tegen de burgers van Gaza is een nieuwe grens gepasseerd. Dat dit in alle brutale openbaarheid mogelijk is, met actieve steun vanuit het democratische Westen, zal zijn sporen trekken in de geschiedenis.
Terug naar die andere oorlog. Zoals gezegd, zie ik in mijn analyse overtuigend bewijs voor de geopolitiek realistische benadering. Het geschetste veiligheidsdilemma heeft aangezet tot een criminele Russische invasie en een oorlogsdynamiek met veel slachtoffers. Maar hoe weerzinwekkend ook, het geweld is aangewend volgens een gecalculeerde logica: NAVO-lidmaatschap voorkomen door grensoorlogen te voeren. Dit geldt zowel voor de oorlog in Oekraine en eerder die in Georgië. Hoewel ik in het laatste deel van dit stuk zal ingaan op de vraag hoe de Oekraine oorlog is gemuteerd, en hoe oorzaken er steeds minder toe doen, toch is dit conflict vanuit haar oorsprong bezien onderhandelbaar. Er was kans op een uitweg. Misschien is die er nog steeds. Vanuit het dominante cultuur-historische perspectief is die uitweg er niet: het Russische fanatisme, zo gaat de redenering, is niet te stuiten, en streeft naar steeds verdere onderwerping. Iedere vorm van onderhandeling zal worden aangegrepen voor verdere imperialistische annexaties. Dit vertoog wordt ook door Nederlandse bewindslieden en militairen eindeloos herhaald. ‘De nietsontziende Russische agressie, maar ook een assertiever China en terreur aanjagend Iran bedreigen onze veiligheid.’ stelt de minister van Defensie in de Defensienota 2024. De Nederlandse vertegenwoordiger bij de NAVO waarschuwt: ‘We zitten in een schermergebied tussen vrede en oorlog’. De Commandant der strijdkrachten wijst erop dat we voorbereid moeten zijn ‘als de strijd zich verplaatst van voorpagina’s naar voordeur’. In Duitsland gebruikt de minister van Defensie eveneens ronkende woorden: we moeten paraat staan voor een toekomstige Russische aanval. En in zijn maiden speech stelde de nieuwe NAVO-chef Mark Rutte dat het ‘tijd is dat wij ons geestelijk instellen op oorlog.’ Vanuit deze lezing is er geen andere keus dan Rusland te bevechten “tot de laatste Oekraïner” en het risico op een nucleaire oorlog op de koop toe te nemen. Het genoemde cultuur-historische perspectief veroordeelt ons daarmee tot een staat van permanente oorlog.
Een muterend oorlogscomplex
Met de escalatie en het voortduren van de oorlog, transformeert ook de assemblage die het geweld mogelijk maakt. Discoursen verharden, nieuwe actoren melden zich, protocollen worden aangepast, wapensteun opgeschaald. Daarmee staan er nieuwe belangen op het spel en worden er nieuwe transactie deals gesloten. In de analyse van hoe het huidige oorlogscomplex muteert vallen twee politiek-economische zaken op: de groeiende invloed van de wapenindustrie en de verschuivingen in mondiale verhoudingen.
Oekraine als proeftuin voor nieuwe wapentechnologie
De invasie van februari 2022 zette een ongekende militarisering in gang. Rusland en de NAVO-landen raakten al snel verwikkeld in een wapenwedloop met snel stijgende militaire uitgaven, grote investeringen in de defensie en wapenindustrie, en de inzet van steeds zwaardere middelen. De VS hebben sinds de start van de oorlog ruim 64 miljard dollar aan militaire steun verleend aan Oekraine. Het overgrote deel van die steun wordt uitgegeven aan wapenproducenten in de VS zelf.[5] Daarnaast werd in diezelfde periode ruim twee derde van Europese defensieaankopen gedaan bij Amerikaanse bedrijven ter waarde van meer dan 140 miljard dollar. De beurswaarde van de grootse wapenproducenten in de VS en Europa zoals RTX Corporation, Lockheed Martin, Thales, BAE Systems, Rheinmetall en Leonardo steeg sinds het begin van de oorlog met bijna 60%.[6]
Binnen de EU zijn in hoog tempo nieuwe fondsen, financiële instrumenten, en beleidsmaatregelen ingevoerd om de overgang naar een oorlogseconomie te faciliteren. Ook in Nederland wordt de oorlog met Rusland aangewend om overheidsfondsen in te zetten voor militaire productie, met een speciaal ‘Security Fund’ voor startups, en financiering voor de ontwikkeling van autonome wapens en militaire AI.[7] De voorzitster van de VNO-NCW benadrukte in april 2024 de noodzaak van een opschaling. ‘We moeten echt investeren in onze defensie-industrie. Geen kleurpotloden maken, maar kogels, bij wijze van spreken’.[8] In oktober 2024 publiceerde de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie, de raad waarvan OCW-minister Eppo Bruins tot voor kort voorzitter was, het rapport Kennisoffensief voor defensie, waarin wordt gepleit voor meer banden tussen universiteiten en defensie. Daarmee zouden de universiteiten meteen een deel van de forse bezuinigingen op onderzoek kunnen opvangen, stelde raadslid Jos Benschop, hoofd technologie bij ASML. Diezelfde maand werd duidelijk dat Nederland 400 miljoen uittrekt om samen met Oekraïne drones te ontwerpen en fabriceren. Ongeveer de helft van de ontwikkeling en productie komt bij Nederlandse bedrijven en instellingen te liggen. Als de drones succesvol zijn, komt er volgens het ministerie van Defensie meer geld voor vrij. Dat de praktijk van oorlog kansen biedt voor het uittesten van technologische innovaties wordt duidelijk uit de woorden van Minister Brekelmans van Defensie: “Als Nederlandse kennis en technologie worden samengebracht met Oekraïense ervaringen op het slagveld, leidt dat tot innovatieve en effectieve drones”.[9] Met name op het vlak van AI en drones, biedt de oorlog in Oekraine een schat aan data voor het uittesten van allerlei wapensystemen en technologische innovaties.
Dat geldt ook voor Russische systemen, zoals de Lancet kamikazedrones, maar ook de lancering van cyberaanvallen en hypersonische raketten. Na een initiële economische terugval als gevolg van de Westerse sancties in 2022, vertoonde de Russische economie groeicijfers in 2023 en 2024. Dit had voor een belangrijk deel te maken met grote investeringen in de defensiesector. De arbeidsmarkt kreeg hierdoor een boost, salarissen stegen, en de gemiddelde Rus werd de afgelopen jaren rijker (World Bank 2024).[10] Tot verrassing van het Westen, bleek Rusland in staat om in het voorjaar van 2024 driemaal zoveel artilleriegranaten te produceren als de VS en de EU samen. Deze munitievoorraden geven de Russen een belangrijk voordeel op het slagveld, ondanks de NAVO-opschaling naar steeds geavanceerdere wapensystemen zoals M-1 Abrams tanks, F-16s en ATACMS-langeafstandsraketten.
De snelle militarisering en wapenwedloop van de afgelopen 3 jaar toont hoe het in oorlog niet per se draait om winnen, maar ook om winst. Oorlog heeft ook altijd een economische dimensie. De belangen van het ‘militair-industrieel-tech’-complex vinden aansluiting bij een politiek narratief van permante vijandschap en angst. Hiermee krijgt de logica van geweld een dynamiek, een velociteit, die makkelijk versmelt met de paradox van het compromisloze offeren van Simone Weil.
In haar confrontatie met Rusland stuit het Westerse blok op weerstand en verrassingen. Niet langer de weerstand van opstandelingen en hun terreurmiddelen, of afvallige, voormalige bevriende dictators, maar van een nucleaire grootmacht. Dit is een tegenstander van een andere orde, een macht bovendien die verder opschuift richting China in de veranderende wereldorde. In toenemende mate keren grote BRICS-landen zoals Brazilië en India en maar ook regeringen in Afrika en Latijns-Amerika zich openlijk af van de westerse militaire koers. Dit zet allerlei nieuwe en onverwachte ontwikkelingen in gang.
‘De rest’ en het Westen: verschuivingen in de mondiale economische verhoudingen
Vanaf het begin van de oorlog heeft het Westen met behulp van zware sancties, de uitsluiting van SWIFT en de beslaglegging op Russische bezittingen en rekeningen geprobeerd het Poetin-regime te isoleren. In de Westerse media ontstond al snel het beeld dat deze sancties wereldwijd op steun konden rekenen. In de praktijk schaarden zich alleen militaire bondgenoten zoals Zuid-Korea en Japan achter het Westerse blok. Dat China zich ‘neutraal’ zou opstellen kwam als geen verrassing. Maar dat dit ook gold voor het hele Afrikaanse continent, India, Pakistan, Indonesië, Turkije, het Midden-Oosten, en heel Latijns-Amerika (inclusief Mexico) was voor veel westerse bewindslieden een verrassing. Er is een diversiteit aan redenen waarom het merendeel van de internationale gemeenschap, ondanks de toenemende druk van de VS, probeert neutraal te blijven. Dat is niet omdat die landen de Russische invasie steunen. Integendeel, tijdens de algemene vergadering van de VN werd de inval veroordeeld door 141 van de 193 lidstaten. Wel bleek al snel dat de Russische agressie niet als fundamenteel verschillend werd gezien van de Westerse militaire interventies van de afgelopen decennia. ‘We zullen niet blind de stappen van een ander land volgen’, stelde de woordvoerder van het Indonesische Ministerie van Buitenlandse Zaken in een persconferentie niet lang na de invasie. En ook de Mexicaanse president López Obrador was duidelijk: ‘Deze oorlog betreft ons niet. Wij gaan geen economische maatregelen treffen omdat we goede relaties met alle regeringen willen onderhouden’.
Een andere reden waarom landen liever vasthouden aan neutraliteit heeft te maken met de afbrokkeling van de dollar als internationale handelsmunt. Sinds de VS in 1971 de inwisselbaarheid van de dollar voor goud (de Gouden Standaard) heeft losgelaten beheren centrale banken wereldwijd hun reserves in de vorm van dollars. De sterkte van de dollar als mondiale reservemunt wordt voor een belangrijk deel bepaald door olie. Iedereen die wereldwijd olie wil kopen, moet dat in dollars doen. Saoedi-Arabië, dat het overgrote deel van olie exporteert, doet dat tegen betaling in dollars - vandaar de naam ‘petrodollar’. En ook het gas dat Europa vanuit Rusland invoert werd in dollars betaald. Gita Gopinath, hoofdeconoom van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waarschuwde echter al in april 2022 in de Financial Times voor het risico op ‘de-dollarisatie’ als gevolg van sancties tegen Moskou. Gopinath verwees hier naar wat ook wel de ‘weaponization’ van de dollar wordt genoemd. In toenemende mate zette de VS de afgelopen decennia de dollar in als wapen om bedrijven en ook landen onder druk te zetten. Het uitsluiten van het SWIFT systeem, maar ook de bevriezingen en confiscatie van buitenlandse financiële reserves van eerder Venezuela, recentelijk Afghanistan en nu dus ook Rusland, samen met de beslaglegging op bezittingen en rekeningen van rijke Russen, maakt echter dat de dollar niet langer gezien wordt als een veilige investering en dat landen op zoek gaan naar alternatieven. Een voorbeeld hiervan is Poetins eis dat de Russische gasexport naar ‘onvriendelijke landen’ in roebels moet worden betaald. Maar ook met neutrale landen zoals India is een ‘roebel-roepie deal’ gesloten waarmee de betaling van olie in dollars is omzeild. Daarnaast is China, altijd hongerig naar fossiele brandstoffen, al geruime tijd bezig een alternatief voor SWIFT op te zetten (CIPS), en voert het overleg met Saudi-Arabië of dat land olie kan verkopen in yuan in plaats van dollars.[11] Als gevolg van de oorlog zijn de handelsrelaties tussen China en Rusland sterk toegenomen. Halverwege 2024 verdrong de yuan de dollar als de meest verhandelde munt in Rusland.[12]
De Westerse sancties hebben dus een andere uitwerking gehad dan voorzien. Niet alleen bleek de Russische economie opvallend weerbarstig, ook dreven de sancties Rusland verder in de armen van het Chinese blok, en zag het Westen zich geconfronteerd met een sterker verenigd en zelfbewuste BRIC-gemeenschap. Het is vooral Europa dat kwetsbaar is voor de gevolgen hiervan. Europa dankte haar concurrentiepositie de afgelopen decennia deels aan goedkoop gas uit Rusland. Met de sancties en het opblazen van de pijplijn Nord Stream valt deze bron weg en is Europa afhankelijk van import van het dure LPG uit de VS. Naast het feit dat de sancties anders uitpakken dan gedacht, heeft Europa ook te kampen met vluchtelingenstromingen en de fysieke dreiging van escalatie.
Tenslotte
Oorlogen ontstaan niet zomaar: ze worden gefabriceerd. Oorlogen staan ook niet vast: ze zijn constant in wording. De mogelijkheid van oorlog ontstaat als verschillende partijen (met doorgaans verschillende motieven, identiteiten en belangen) allianties sluiten die hen in staat stellen door middel van geweld hun doelen na te streven. Zowel democratische als autoritaire staten spelen een actieve rol in hedendaagse oorlogscomplexen en schenden daarbij op grove wijze het internationale humanitair recht. Dit heeft verwoestende gevolgen voor de levens van burgers, samenlevingen en ecosystemen. Dit is de wereld zoals zij is. Het helpt niet om daar selectief moreel verontwaardig over te zijn, en de vijand als eenzijdige bron van het kwaad te zien. Het is beter de vraag te stellen wie baat hebben bij deze oorlogscomplexen, wie deze gaande houden (en waarom), en wie in staat is het geweld te stoppen (en hoe). De ‘ander’ is daarbij een actor in een relationele dynamiek, waaraan ook wijzelf deelnemen. De enige realistische weg naar vrede is om dit als uitgangspunt te nemen. Dat betekent dat we niet moeten vervallen in stompzinnigheden als “doorvechten tot het bittere einde”, maar een analyse dienen te maken van de logica van het geweld, en daar activistisch, strategisch en diplomatiek op in te spelen.
Literatuur
Aliyev, H. (2016), Strong militias, weak states and armed violence: Towards a theory of ‘state-parallel’ paramilitaries. Security Dialogue 47(6), 498-516.
Arutunyan, A. (2022), Hybrid Warriors: proxies, freelancers and Moscow’s struggle for Ukraine. London: C. Hurts & Co.
Demmers, J. & Lauren Gould (2018), An Assemblage Approach to Liquid Warfare: AFRICOM and the ‘hunt’ for Joseph Kony. Security Dialogue 49(5), 364-381.
Harvey, D. (2005), A Brief History of Neoliberalism. Oxford: Oxford University Press.
Kalyvas, S. (2006), The Logic of Violence in Civil War. New York: Cambridge University Press.
Katchanovski, I. (2016), The Separatist War in Donbas: A Violent Break-up of Ukraine? European Politics and Society 17(4), 473-489.
Kuzio, T. (2022), Imperial nationalism as the driver behind Russia’s invasion in Ukraine. Nations and Nationalism, 29, 30-38.
Mearsheimer, J.J. (2022), Playing with Fire in Ukraine: The Underappreciated Risks of Catastrophic Escalation. Foreign Affairs, 17 Augustus 2022.
Miall, H., Oliver Ramsbotham & Tom Woodhouse (1999), Contemporary Conflict Resolution: The Prevention, Management and Transformation of Deadly Conflicts. Cambridge: Polity Press.
Petterson, B. (2023), Squaring the Circle: Legitimizing the Putin Regime after 22 February, 2022. In: Raymond Taras (ed.), Exploring Russia’s Exceptionalism in International Politics. Arlington: Routledge, 53-65.
Ragin, C.C. (1994), Constructing Social Research. Thousand Oaks: Pine Forge Press.
Sachs, J. (2023), Testimony to the UN Security Council -- November 20, 2023. https://www.jeffsachs.org/newspaper-articles/h2ljgxma4c7p336dcgrx8nab47fb5j
Sarotte, M.E. (2021), Not One Inch: America, Russia, and the Making of Post-Cold War Stalemate. New Haven and London: Yale University Press.
Sauer, T. (2024), De strijd oor vrede en hoe we die kunnen winnen. Antwerpen: Pelckmans Uitgevers.
Umland, A. (2019), Irregular Militias and Radical Nationalism in Post-Euromaydan Ukraine: The Prehisory ad Emergence of the “Azov” Battalion in 2014. Terrorism and Political Violence 31 (1), 105-131.
Weil, S. (2005), An Antology. London: Penguin Books.
[1]Ukrainian Officials Drew on U.S. Intelligence to Plan Counteroffensive, New York Times, 10/12/2022.
https://www.nytimes.com/2022/09/10/us/politics/ukraine-military-intelligence.html
[2] In een speech op 7 september 2023 in het EU parlement concludeerde NAVO-topman Stoltenberg dat Poetin was overgegaan tot oorlog om NAVO-uitbreiding naar Oekraine te voorkomen: “So he went to war to prevent NATO, more NATO, close to his borders.” Zie voor hele speech: https://www.nato.int/cps/en/natohq/opinions_218172.htm
[3] Giftige stoffen afkomstig van wapens die het Amerikaanse leger gebruikte tijdens gevechten in bijvoorbeeld de Iraakse stad Falluja in 2004 lijken te zorgen voor de abnormale hoeveelheid afwijkingen bij pasgeborenen. Onderzoek bevestigt het grote aantal ernstige en onverklaarbare gevallen van kanker, zenuw-, hart-, en botafwijkingen bij jonge kinderen. Deze afwijkingen komen in de stad elf keer vaker voor dan normaal. Zie: Verhoogd aantal geboorteafwijkingen in Irak mogelijk door Amerikaanse wapens, NRC, 31-12-2010.
[4] Krap een half jaar na de militaire invasie van Irak van maart 2003 kondigde Paul Bremer als baas van de Coalition Provisional Authority vier maatregelen aan voor Irak: de privatisering van alle staatsbedrijven, volledige eigendomsrechten voor buitenlandse ondernemingen, het wegnemen van nagenoeg alle handelsbelemmeringen, en directe repatriëring van winsten naar het buitenland (Harvey 2005: 6).
[5] Most ‘Aid to Ukraine’ is spent in US, Breaking Defense, 03-10-2003, https://breakingdefense.com/2023/10/most-aid-to-ukraine-is-spent-in-the-us-a-total-shutdown-would-be-irresponsible/
[6] Ukraine and Gaza wars boost the value of major arms manufacturers, El Pais, 27-08-2024. https://english.elpais.com/economy-and-business/2024-08-27/ukraine-and-gaza-wars-boost-the-value-of-major-arms-manufacturers.html
[7] De Nederlandse defensiebegroting groeit snel. In 2027 stijgt deze naar 24 miljard euro, nagenoeg een verdriedubbeling ten opzichte van 2016 (8,3 miljard).
[8] Werkgeversbaas: ‘Nederland moet zich voorbereiden op een oorlogseconomie’, De Volkskrant, 17-04-2024. https://www.volkskrant.nl/economie/werkgeversbaas-nederland-moet-zich-voorbereiden-op-een-oorlogseconomie~b766f2b2/
[9] Nederland trekt 400 miljoen euro uit voor ontwikkeling drones in samenwerking met Oekraine, NRC, 6-10-2024.
[10] Macro Poverty Outlook for Russian Federation, World Bank 2024. https://documents1.worldbank.org/curated/en/099858404042413257/pdf/IDU1e9c8561811dfc14334183a81bf8720d338ff.pdf
[11] Zie ook: Terwijl het Westen denkt Rusland te isoleren, isoleert het vooral zichzelf, Demmers, J. en Sameer S. Mehendale, De Volkskrant, 10-04-2022.
[12] De Chinese munt was goed voor bijna 42 procent van alle verhandelde buitenlandse valuta op de Moskou Beurs (Foreign Affairs, June 10, 2024).